Here, wie mag verkeren in Uw tent?
Psalm 15:1
Deze vraag wordt door David opgeworpen, en door hemzelf in deze Psalm beantwoord: iemand die onberispelijk wandelt en doet wat recht is, mag daar verkeren. Nog veel meer praktische opmerkingen worden gemaakt over hoe iemand moet leven die omgang met de Here God wil hebben en die wil verkeren in Gods tent. En nu maar kijken in ons eigen leven of we een beetje aan deze normen voldoen? Moeten we onszelf een rapportcijfer geven?
Mogen we voor onszelf een toegangsbewijs uitschrijven voor Gods tent? Stel dat u een voldoende zou halen, blijft dat dan zo, morgen en overmorgen?
Iedereen die zichzelf een beetje kent, weet dat op grond van onze goede daden nooit de toegang verkregen kan worden tot Gods huis. Die toegang is verkrijgbaar door het geloof in de Here Jezus. Elk die wil mag komen met schulderkenning, en geloven in wat God zelf wilde laten doen door zijn Zoon. In Hebreeën 10:19 staat dat wij naderbij mogen komen, omdat er een nieuwe en levende weg is. Die nieuwe weg is door de Here Jezus gebaand. Hij heeft echt onberispelijk gewandeld en van Hem kan, in de volle zin van het woord, worden gezegd dat Hij voldeed aan de normen van Psalm 15. Het wonen bij de Here is dus niet afhankelijk van onze goede daden, maar berust op Gods eigen werk in de Here Jezus. Als wij straks in de hemel zullen zijn, zal niemand van ons kunnen zeggen: ik heb dat verdiend. Neen, allen zullen zeggen: we hebben dit te danken aan het werk op het kruis van Golgotha. Daarom zullen we de Here gaan danken in de toekomst. En vandaag ook al!
Overgenomen uit Verhalen bij de Bijbel