Aside

Een opbeurend verhaal

Het was kort na de oorlog en in Duitsland heerste grote armoede. Van alles was er tekort. Soms gingen geruchten de ronde dat er wat te verkrijgen was. Dan stormden de mensen er op af.

Een meisje van dertien jaar oud zag de chaos en liep snel naar huis om haar moeder te vertellen dat weer wat te krijgen was. Het gezin, moeder en vier kleine kinderen woonden op één kamer en het ontbrak hen aan alles. Bovendien was het jongste kind erg ziek, maar er was geen geld om een dokter te bezoeken. De moeder knielde naast haar zoontje en smeekte de Heer om hulp. Zij stuurde haar dochter erop uit om te gaan zien wat er te doen was.

Het meisje liep naar buiten. Mensen liepen er met kannen en kruiken en de drukte nam maar toe. Bovendien was er het oorverdovend geroep en getier dat haar bang maakte. Ze werd als het ware door de massa meegedreven en dat maakte haar nog banger. Ze had ook geen emmer of wat dan ook. Ze begaf zich wat meer buiten het gewoel.

Opeens merkte ze dat er iemand naar haar keek. Pikzwarte ogen in een pikzwart gezicht keken haar aan. Ze had nog nooit iemand gezien met een zwarte huidskleur. Toen ze zag dat hij een Amerikaans soldatenuniform en een wapen droeg werd ze nog banger. Plots nam hij haar bij de arm. Allerlei gruwelverhalen spookten door haar hoofd, maar hij keek haar glimlachend aan en probeerde haar gerust te stellen. Hij nam haar mee naar waar de grote olietonnen stonden. Hij nam een gieter en vulde die met olie, zeker twintig liter.

Hij wilde die haar overhandigen maar bedacht toen dat dit te zwaar voor haar zou zijn. Hij loodste haar door de mensenmassa en ging met haar mee tot aan haar woonst. Hij deelde daar chocolade en biscuit uit en verdween even snel als hij gekomen was.

De man die door haar als een spook was aangezien was in werkelijkheid een bode van God geweest. Een ongewoon antwoord op het gebed van moeder. De kostbare olie konden ze ruilen voor doktershulp en medicijnen en levensmiddelen. De moeder heeft heel lang een klein flesje met olie bewaard als herinnering aan die dag dat ze Gods onbegrensde mogelijkheden ondervonden.

Dit doet denken aan het verhaal in 2 Koningen 4:7 hoe een weduwe op ongewone wijze werd geholpen zodat de omstandigheden konden omgebogen worden.

De vogelkooi

Dominee Thomas ging op paasmorgen naar zijn kerk in een kleine stad in Engeland. Hij zette een oude, roestige vogelkooi op de preekstoel.

“Gemeente,” vertelde hij. “Ik liep gisteren in de stad, toen ik een kleine jongen zag met deze kooi in zijn handen. In de kooi zaten drie vogeltjes te bibberen van angst. Ik stopte en vroeg hem: ‘Wat heb je daar bij je, jongen?’
‘Een paar oude vogels,’ zei de jongen.
‘Wat ga je met ze doen?’ vroeg ik.
‘Ik neem ze mee naar huis en ga er plezier mee maken,’ antwoordde hij. ‘Ik trek ze de veren uit en laat ze met elkaar vechten.’
‘En wat doe je dan met ze?’
‘O, we hebben een paar katten,’ zei de jongen, ‘en die houden wel van een vogeltje.’

Ik was sprakeloos. Toen vroeg ik: ‘Hoeveel wil je voor die vogels hebben?’
‘Waarom wilt u deze vogels hebben? Ze zijn lelijk en zingen niet eens.’
Opnieuw vroeg ik hem: ‘Hoeveel wil je er voor hebben?’
Hij zei: ‘Tien euro.’
Ik betaalde hem en wandelde naar het eind van de straat. Daar heb ik de vogels vrijgelaten.”

Hij begon aan zijn preek.

“Op een dag waren satan en Jezus aan het converseren. Satan was net terug van een bezoek aan de aarde en pochte: ‘Ik heb een valstrik gezet die de mensen niet konden weerstaan.’
‘Wat ben je van plan met ze te doen?’ vroeg Jezus.
Satan antwoordde: ‘O, ik ga plezier met ze maken! Ik ga ze leren hoe ze elkaar moeten haten, en hoe ze elkaar moeten misbruiken. Ik ga ze leren hoe ze wapens en bommen moeten maken en hoe ze elkaar moeten vermoorden.’
‘En wat ga je met ze doen als je klaar bent met hen?’ vroeg Jezus.
‘O, ik vermoord ze allemaal,’ zei satan trots.

Jezus vroeg: ‘Hoeveel wil je voor hen hebben?’
‘Wat wil je met deze mensen? Ze zijn slecht, waarom wil je ze hebben? Ze haten je en ze spugen je in het gezicht, ze vervloeken en vermoorden je! Je wilt deze mensen niet!’
‘Hoeveel?’ vroeg Jezus weer.
satan keek Jezus aan en lachte. ‘Al je tranen en je bloed,’ zei hij.
Jezus zei: ‘DEAL.’
En Hij betaalde de prijs.”

Toen pakte dominee Thomas de oude vogelkooi en liep de preekstoel af.

Is het niet erg eenvoudig om God de schuld te geven dat de wereld ten onder gaat? Is het niet droevig dat wij alles geloven wat de kranten schrijven en kwesties in de kiem smoren die de Bijbel stelt?

Is het niet droevig dat iedereen verwacht naar de hemel te gaan, terwijl ze niet eens in Christus geloven, nooit denken of spreken over hun geloof in God, of iets doen wat God van hen vraagt?

Is het niet beangstigend hoe sommigen zeggen: ‘Ik geloof in God,’ en toch satan volgen? Terwijl satan wel degelijk in God gelooft.

Het is droevig dat je duizend grappen per e-mail kan versturen en iedereen neemt ze over, maar als je iets met betrekking tot God verstuurt, dan zullen maar weinig mensen het doorsturen.

Is het niet droevig hoe gemeenheid, grofheid, ordinaire dingen, onzedelijkheid en porno vrije doorgang krijgen, maar een gesprek over Jezus op school en op het werk wordt afgehouden?

Is het niet droevig dat iemand op zondag in vuur en vlam kan staan voor Christus, maar door de week een onzichtbare christen is?

Lach je nu?

Is het niet droevig, dat je dit verhaal niet naar iedereen in je adresboek durft te sturen, omdat je niet weet of hij of zij geloven, of hoe ze over je zullen denken, als je ze dit verhaal toestuurt.

Is het niet droevig dat je bezorgder bent over de vraag hoe mensen over je denken,
dan hoe God over jou denkt?

Citaat

Mijn gitaar

Op een conferentie vertelde Peter Sleebos het volgende verhaal.

“Toen ik een kleine jongen was, wilde ik graag een gitaar. Telkens mijn vader op zijn gitaar speelde, zat ik ernaast en speelde dan op mijn ukelele, een soort mini-gitaartje. Toen het sinterklaasfeest naderde hoopte ik een gitaar te krijgen.

Mijn vader vond op een stort een oude, versleten gitaar. Hij pakte ze in en deed er een nieuwe balpen bij om het aantrekkelijk te maken. Toen ik het pak zag staan, dacht ik: ‘yes!’ en ging uit de bol. Maar toen ik het cadeau opende viel de gitaar in stukken uit elkaar. Ik was razend, verdrietig en teleurgesteld. Ik rende naar mijn kamer en sloeg de deur zo hard dicht dat het glas sneuvelde.

Na enige tijd hoorde ik voetstappen de trap opkomen. Mijn vader kwam aan de deur en sprak: ‘Kun jij mij vergeven, zoon, dit heb ik niet goed gedaan.’ Zowel bij mij als bij mijn vader vloeiden er tranen.

Zo leerde mijn vader mij om vergiffenis te vragen. Een les om nooit te vergeten.

Bidden helpt!

Een twee-onder-één-kap woning wordt aan de ene kant bewoond door een godvrezende weduwe, die maar ternauwernood rond kan komen van het weinige geld dat ze ontvangt. De andere helft wordt bewoond door een klein gezin, waarvan de vader zeer vijandig is tegen alles wat met kerk of God te maken heeft.

Op zekere dag heeft de weduwe geen eten meer; en ook geen geld om het te kopen. Wat nu? In haar slaapkamer knielt ze neer en  – onder het openstaande raam vertelt ze, zoals ze gewoon is – hardop haar nood aan de Heere. In de aangrenzende slaapkamer zit haar buurjongen huiswerk te maken en ‘toevallig’ hoort hij zo door het openstaande raam het bidden van zijn buurvrouw. Vlug haalt hij zijn vader. Samen luisteren ze naar het gebed, dat ze woordelijk kunnen verstaan.

Als de buurman hoort dat ze om brood bidt, denkt hij: wacht, ik zal haar eens te pakken nemen – Vlug haalt hij een brood en gooit het met een flinke zwaai door het openstaande raam bij zijn buurvrouw naar binnen.

Wanneer de weduwe met bidden ophoudt, ziet ze het brood op bed liggen. Ze is verwonderd dat haar gebed zo spoedig verhoord is en opnieuw buigt ze haar knieën om de Heere te danken voor de hulp die Hij haar schonk. De buurman hoort het en wordt boos: Wat? Heeft de God van zijn buurvrouw haar geholpen? Hij zal haar eens gaan vertellen wie dat brood heeft gegeven…! Even later staat hij bij zijn buurvrouw  op de stoep en zegt hij: “U denkt dat uw God u dat brood heeft gegeven, maar dat is niet zo, hoor; ik heb u dat brood gegeven! Bidden is onzin.”

Gevat geeft de godvrezende vrouw – die hierdoor niet uit het veld geslagen is – hem ten antwoord: “O, maar dat maakt het wonder alleen nog maar groter, dat de HEERE zelfs Zijn vijanden gebruikt als Zijn knechten, net zoals Elia brood kreeg van roofvogels!”

De aanhouder wint!

In de tweede wereldoorlog was er een Amerikaans soldaat, die op de Filipijnen gevangen zat. Hij was erg moedeloos. “Ik wou dat ik dood was”, dacht hij. “Nooit zal ik mijn vaderland terugzien.” Maar toen zag hij naast zich een miertje lopen. Omdat de soldaat toch niets te doen had, ging hij het maar bestuderen. Het beestje liep naar de muur en probeerde er overheen te komen. Dat mislukte, halverwege viel het weer naar beneden.

“Jammer,” dacht de soldaat, die het miertje wel de vrijheid gunde. Het kleine ding gaf de moed niet op. Weer klom het naar boven en… weer viel het. Voor de grap ging de soldaat eens tellen hoe vaak het miertje het probeerde. Hij kon lang tellen, pas na 77 keer lukte het de mier om over de muur heen naar buiten te klimmen.

De soldaat dacht na over zijn eigen hopeloze situatie. “O God,” bad hij, “als zo’n klein beestje de moed niet opgeeft, zal ik het ook niet doen. Eenmaal zal ik weer als een vrij man rondlopen.”

En zo gebeurde het. Dit verhaal heeft hij aan veel mensen doorverteld.

In de Bijbel staat: Jullie hebben volharding nodig om de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.

Volhouden dus hé?

Bouwen aan je (levens)huis

Een oude timmerman was aan zijn pensioen toe. Hij vertelde zijn baas van zijn plannen om de bouw te verlaten en het kalmer aan te gaan doen, samen met zijn vrouw en familie. Hoewel hij in inkomen achteruit zou gaan, zou hij het wel redden en hij was er sowieso aan toe.

Zijn baas vond het jammer zo’n goede kracht te zien vertrekken en vroeg of hij nog één huis wilde bouwen, als een persoonlijke gunst. De timmerman ging akkoord maar het werd al snel duidelijk dat zijn hart er niet in zat. Het werd tamelijk rommelig gebouwd, en ook het materiaal was niet echt geweldig. Zijn loopbaan had een betere afsluiting verdiend.

Toen het huis klaar was, kwam zijn baas het inspecteren. Hij gaf de sleutel aan de timmerman en zei: “Dit is jouw huis, mijn cadeau voor jou.” De timmerman was geschokt en schaamde zich. Als hij had geweten dat hij dit huis voor zichzelf bouwde, had hij het heel anders aangepakt.

Zo is het ook met ons. We bouwen ons levenshuis, dag voor dag, en vaak stoppen we er niet onze beste krachten in. Wat een schok als we tot de ontdekking komen dat we in het huis moeten leven dat we hebben gebouwd! Als we het over konden doen, hadden we het vast anders gedaan. Maar we kunnen niet terug.

Jij bent de timmerman. Elke dag sla je een spijker, plaats je een plank, of stel je een kozijn. “Het leven is een doe het zelf project”, heeft iemand eens gezegd.

Jouw houding en de keuzes die je vandaag maakt, bouwen het ‘huis’ waar je morgen in leeft. Bouw dus met verstand!

Een zak vol gebeden

Een vrouw vertelde het volgende verhaal.

‘Mijn man was legerpredikant. Zijn uniform moest regelmatig naar de wasserij gebracht worden. Iedere maandag kwam een stuurse vrouw de was ophalen. Niemand van ons dacht eraan om de zakken te legen, en zo gingen heel wat zakdoeken en pennen verloren. Het vervelende was dat mijn man lijstjes maakte van alles wat hij moest onthouden.’

Op een maandagmorgen kwam de vrouw zoals gewoonlijk de was halen. ‘Ze had een glimlach op haar gezicht. Ze zei: “Mevrouw, ik wil u bedanken voor de gebeden.” Ik had nooit voor haar gebeden. Maar wat bleek? Mijn man had in zijn zakken gebedsbriefjes laten zitten, die de vrouw telkens gevonden had. Ze had een moeilijk leven achter de rug. De gebedsbriefjes waren als voedsel voor haar en ze keek er telkens naar uit. Ze had Jezus als Heiland aangenomen. De vodjes papier hadden een wonder verricht.’

Het bemoedigde de predikant en zijn vrouw om te zien dat God geweldige kracht verleent aan gebed. God verhoort soms gebeden die de stoutste verwachtingen overtreffen.

Beken elkaar uw zonden en bid voor elkaar, dan zult u genezen. Want het gebed van een rechtvaardige is krachtig en mist zijn uitwerking niet.
Jakobus 5:16

Tel uw zegeningen

Een vrouw van rond de vijftig wandelt met een paar kinderen door het park. De kinderen rennen naar het klimrek en de vrouw ploft neer op een bankje, naast een wat oudere vrouw. Ze kijkt naar de wat oudere vrouw en zegt: “Mijn leven is een routine. ’s Morgens komt mijn dochter haar twee kinderen brengen, ik maak het ontbijt klaar en samen zitten ze dan te smullen. Daarna wassen we af en maken we een wandeling in het park. Precies om twaalf uur lunchen we voor de tv, of gaan we picknicken als het weer het toelaat. Wanneer we terug zijn, begin ik meteen met het avondeten. Rond vijf uur is de tafel dan gedekt en als mijn dochter dan van haar werk terug komt, gaan we met z’n allen aan tafel. En zo is er dan weer een hele saaie dag voorbij gegaan. Mijn leven is echt saai, ik lijk wel een slavin.”

De andere vrouw blijft voor zich uitkijken, zonder iets te zeggen.

De eerste vrouw zegt: “En u, heeft u ook zo’n routinematig leven? Uw leven kan toch nooit zo mooi zijn, als u hier ook zo moederziel alleen in het park zit?”

Dan begint de oudere vrouw te praten. “Eigenlijk heb ik niets om over te klagen. Ik heb een lieve verpleegkundige die me elke dag hier naar het park toe rijdt, zodat ik deze kinderen kan zien spelen. Ik heb zelf namelijk geen kleinkinderen en als ik deze kinderen hoor lachen, doet me dat veel goed. Later komt een taxi me ophalen en die brengt me naar het ziekenhuis. Daar bezoek ik zieke mensen, zodat die mensen en ikzelf ook iemand hebben om mee te praten. ’s Avonds komt de taxi me weer ophalen om me mee te nemen naar mijn tehuis waar ik woon. En zo gaat mijn gezegende dag weer voorbij. Ik heb niets om over te klagen, ik heb alleen veel om dankbaar voor te zijn, namelijk dat mijn ogen nog steeds al deze mooie dingen kunnen zien.”

En inderdaad, daar komt de taxi om de vrouw op te halen. De chauffeur rijdt haar in haar rolstoel in de richting van de auto.

De eerste vrouw schaamt zich. Hoe is het mogelijk. Ze kan lopen, ze heeft een dochter, ze heeft kleinkinderen, ze heeft een eigen huis en ze zit te klagen.

En u? Is uw leven dat van die eerste vrouw, of dat van die tweede? Moeten anderen uw zegeningen voor u tellen of kunt u het zelf? Dankt u God voor alles, of moet God elke dag uw klachten aanhoren? Tel uw zegeningen en vergeet ze niet. Dank God voor al het goede dat Hij u geeft.

Socratische filters

In het oude Griekenland was Socrates gekend voor zijn integriteit en zijn wijsheid.

Op een dag kwam Socrates een man tegen, die hem aansprak met de woorden: ‘Weet je wat ik juist gehoord heb over een vriend van jou?’
‘Een momentje,’ zei Socrates. ‘Voor je me vanalles gaat vertellen over mijn vriend, wil ik jou enkele vragen stellen. Ik noem het de drie-filter-test.’
‘Doe maar,’ antwoordde de man. ‘Ik luister.’
‘De eerste filter gaat over waarheid. Weet je 100% zeker dat wat je me gaat vertellen over mijn vriend, de waarheid is?’
‘Neen,’ zei de man. ‘Dat weet ik niet 100% zeker, ik heb het van horen zeggen.’
‘Laat ik je dan over de tweede filter vertellen, die gaat over goedheid. Wat jij me wil vertellen over mijn vriend, is dat iets goeds?’
Opnieuw moest de man daar negatief op antwoorden.
‘De derde filter dan. Is het in mijn voordeel dat ik dit nieuws hoor? Kan ik er iets mee doen dat mij van belang kan zijn?’
‘Niet echt,’ zei de man, een beetje beschaamd.
‘Dus,’ concludeerde Socrates. ‘Je wil me iets vertellen over mijn vriend, waarvan je niet zeker weet dat het waar is, waarvan je weet dat het niets goeds is en dat ik er geen belang bij heb? Waarom wil je het mij dan vertellen?’

Dit is de reden waarom Socrates zo hoog aangeschreven stond… Het is een goede les voor iedereen. Denk na voor je spreekt. Soms worden woorden uitgesproken die schade brengen aan anderen. Als wat je gaat zeggen een ander schade kan berokkenen, denk dan nog eens na voor je de woorden effectief gaat zeggen. Het zal je in dank worden afgenomen!

Een teken van hoop

Op safari in Zuid-Afrika kreeg ik al snel veel respect voor de intuïtie van onze Afrikaanse gids Lawrence. Hij zat op een klapstoeltje voor op de landrover, dat was bevestigd aan de grille. Daarvandaan keek hij uit naar uitwerpselen, schuurplekken op bomen, hoefafdrukken en anderen aanwijzingen die erop duiden dat er onlangs een groot beest had gelopen.

Telkens wanneer hij iets zag, stak hij zijn hand op om de chauffeur te laten stoppen. Vervolgens stak hij zijn neus in de lucht en wees in een bepaalde richting. “Neushoorn – die kant. Heel dichtbij.” Of: “Twee giraffes. Ongeveer een uur geleden.” Lawrence zat er nooit naast.

Op een keer maakte de blanke chauffeur een geïrriteerde indruk toen Lawrence zijn hand opstak zonder dat hij een dier had ontdekt. “Achteruit,” zei Lawrence tegen de chauffeur, die met tegenzin gehoorzaamde. Lawrence wees vervolgens een struikje met gele bloemen aan. “Dat is de huilboom,” zei hij op een eerbiedige toon. “Een belangrijke boom voor mijn volk.”

Hij vertelde ons over de tijd waarin blanke Zuid-Afrikanen zwarte arbeiders uit de omringende landen haalden om in de goudmijnen te werken. Het was heet en gevaarlijk werk. De mijnwerkers daalden in kooien af in de schachten die wel drie kilometer diep waren. Het was daar volslagen donker, met temperaturen zo hoog als in de heetste woestijn. Ze verbleven in slaapzalen omringd door prikkeldraad. De meesten van hen kwamen uit gezinnen die analfabeet waren en kregen nooit post van huis. De dagen van de mijnwerkers bestonden uit een monotone opeenvolging van afmattend ondergronds werk, een maaltijd in de eetzaal, een kaartspel of iets dergelijks voor het slapengaan om uit te rusten voor de volgende dag die eender zou verlopen als de vorige. Ze zagen hun gezinnen slechts twee weken per jaar, zei Lawrence. Rond de kerst. En de huilboom bloeit begin december. Wanneer die mannen die gele bloesem zagen dan werden ze blij. Dan wisten ze dat het niet lang meer zou duren of ze zouden vrouw en kinderen weer zien. Lawrences verhaal maakte extra indruk omdat we wisten dat hij door zijn contract met het wildreservaat ook slechts twee keer per jaar zijn gezin kon bezoeken. Ook voor hem was de huilboom een teken van hoop.

We zouden onze huilboom de bijbel kunnen noemen. Letten wij op de tekenen des tijds om onze Heer te verwelkomen en ontmoeten.

(Uit het boek “Bidden” van Philip Yancey)