Psalm 17

Als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God.
1 Joh. 3:21

David is aan het bidden. Zo’n gebed als in vs.2 en 3 kost je jezélf: ‘Spreek Uw oordeel over mij uit, toetst U mijn hart,’ zegt David tot God. Dat spreekt van verootmoediging, van een zich uitleveren aan Hem, die de heilige God is. Durven wij ons in Gods licht stellen? David wel, omdat hij wist dat diezelfde God ook goedertieren is en de zonde vergeeft. Willen we ons in Zijn licht stellen? Krijgt onze Here toegang in alle hoekjes (ook de donkere) van ons leven? Willen we eerlijk, oprecht en open zijn voor Hem?

Onze Meester vraagt alles. ‘Geeft Mij uw hart,’ zegt Hij in Spr. 23:26. Elke gedachte gevangennemen tot de gehoorzaamheid van Christus (2 Kor 10:5): in zorgen en zaken, moreel en financieel, in willen en werken. Let wel: Hij wil opruimen. Want alles in ons wat tegen Hem is, wat zonde is, staat Hem in de weg om te zegenen. Hij wil ons geestelijk laten groeien, ons rijk maken in Hem, ons gebruiken in Zijn dienst. Hij wil ‘gemeenschap’ met ons! En dat betekent: Hem toestaan door de Heilige Geest en door het Woord (vs.4,5) ons te reinigen, misschien heel rigoureus. ‘Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven’ (1 Joh. 1:9). God haalt dan een streep door de rekening. En alle zonden zijn weg en vergeten.

En dan? Wachten tot het weer misgaat in ons hart?

Zuchtend en moedeloos? Nee, gelukkig niet. De Here gaat verder met ons waar Hij gebleven was op onze geestelijke weg. In vs.3 zegt de dichter vrijmoedig: ‘Er is niets verkeerds meer.’ Alles ligt onder het kruis van Christus. Zo kan en durft iemand te naderen tot God (Hebr.10:22).

Uit: Verhalen bij de Bijbel

Bidden helpt!

Een twee-onder-één-kap woning wordt aan de ene kant bewoond door een godvrezende weduwe, die maar ternauwernood rond kan komen van het weinige geld dat ze ontvangt. De andere helft wordt bewoond door een klein gezin, waarvan de vader zeer vijandig is tegen alles wat met kerk of God te maken heeft.

Op zekere dag heeft de weduwe geen eten meer; en ook geen geld om het te kopen. Wat nu? In haar slaapkamer knielt ze neer en  – onder het openstaande raam vertelt ze, zoals ze gewoon is – hardop haar nood aan de Heere. In de aangrenzende slaapkamer zit haar buurjongen huiswerk te maken en ‘toevallig’ hoort hij zo door het openstaande raam het bidden van zijn buurvrouw. Vlug haalt hij zijn vader. Samen luisteren ze naar het gebed, dat ze woordelijk kunnen verstaan.

Als de buurman hoort dat ze om brood bidt, denkt hij: wacht, ik zal haar eens te pakken nemen – Vlug haalt hij een brood en gooit het met een flinke zwaai door het openstaande raam bij zijn buurvrouw naar binnen.

Wanneer de weduwe met bidden ophoudt, ziet ze het brood op bed liggen. Ze is verwonderd dat haar gebed zo spoedig verhoord is en opnieuw buigt ze haar knieën om de Heere te danken voor de hulp die Hij haar schonk. De buurman hoort het en wordt boos: Wat? Heeft de God van zijn buurvrouw haar geholpen? Hij zal haar eens gaan vertellen wie dat brood heeft gegeven…! Even later staat hij bij zijn buurvrouw  op de stoep en zegt hij: “U denkt dat uw God u dat brood heeft gegeven, maar dat is niet zo, hoor; ik heb u dat brood gegeven! Bidden is onzin.”

Gevat geeft de godvrezende vrouw – die hierdoor niet uit het veld geslagen is – hem ten antwoord: “O, maar dat maakt het wonder alleen nog maar groter, dat de HEERE zelfs Zijn vijanden gebruikt als Zijn knechten, net zoals Elia brood kreeg van roofvogels!”

Citaat

Geluk

“Wie zich gelukkig voelt met het geluk van anderen, bezit een rijkdom zonder grenzen.”
Frans Daels, Vlaams arts en politicus, 1882-1974

De aanhouder wint!

In de tweede wereldoorlog was er een Amerikaans soldaat, die op de Filipijnen gevangen zat. Hij was erg moedeloos. “Ik wou dat ik dood was”, dacht hij. “Nooit zal ik mijn vaderland terugzien.” Maar toen zag hij naast zich een miertje lopen. Omdat de soldaat toch niets te doen had, ging hij het maar bestuderen. Het beestje liep naar de muur en probeerde er overheen te komen. Dat mislukte, halverwege viel het weer naar beneden.

“Jammer,” dacht de soldaat, die het miertje wel de vrijheid gunde. Het kleine ding gaf de moed niet op. Weer klom het naar boven en… weer viel het. Voor de grap ging de soldaat eens tellen hoe vaak het miertje het probeerde. Hij kon lang tellen, pas na 77 keer lukte het de mier om over de muur heen naar buiten te klimmen.

De soldaat dacht na over zijn eigen hopeloze situatie. “O God,” bad hij, “als zo’n klein beestje de moed niet opgeeft, zal ik het ook niet doen. Eenmaal zal ik weer als een vrij man rondlopen.”

En zo gebeurde het. Dit verhaal heeft hij aan veel mensen doorverteld.

In de Bijbel staat: Jullie hebben volharding nodig om de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.

Volhouden dus hé?