Een teken van hoop

Op safari in Zuid-Afrika kreeg ik al snel veel respect voor de intuïtie van onze Afrikaanse gids Lawrence. Hij zat op een klapstoeltje voor op de landrover, dat was bevestigd aan de grille. Daarvandaan keek hij uit naar uitwerpselen, schuurplekken op bomen, hoefafdrukken en anderen aanwijzingen die erop duiden dat er onlangs een groot beest had gelopen.

Telkens wanneer hij iets zag, stak hij zijn hand op om de chauffeur te laten stoppen. Vervolgens stak hij zijn neus in de lucht en wees in een bepaalde richting. “Neushoorn – die kant. Heel dichtbij.” Of: “Twee giraffes. Ongeveer een uur geleden.” Lawrence zat er nooit naast.

Op een keer maakte de blanke chauffeur een geïrriteerde indruk toen Lawrence zijn hand opstak zonder dat hij een dier had ontdekt. “Achteruit,” zei Lawrence tegen de chauffeur, die met tegenzin gehoorzaamde. Lawrence wees vervolgens een struikje met gele bloemen aan. “Dat is de huilboom,” zei hij op een eerbiedige toon. “Een belangrijke boom voor mijn volk.”

Hij vertelde ons over de tijd waarin blanke Zuid-Afrikanen zwarte arbeiders uit de omringende landen haalden om in de goudmijnen te werken. Het was heet en gevaarlijk werk. De mijnwerkers daalden in kooien af in de schachten die wel drie kilometer diep waren. Het was daar volslagen donker, met temperaturen zo hoog als in de heetste woestijn. Ze verbleven in slaapzalen omringd door prikkeldraad. De meesten van hen kwamen uit gezinnen die analfabeet waren en kregen nooit post van huis. De dagen van de mijnwerkers bestonden uit een monotone opeenvolging van afmattend ondergronds werk, een maaltijd in de eetzaal, een kaartspel of iets dergelijks voor het slapengaan om uit te rusten voor de volgende dag die eender zou verlopen als de vorige. Ze zagen hun gezinnen slechts twee weken per jaar, zei Lawrence. Rond de kerst. En de huilboom bloeit begin december. Wanneer die mannen die gele bloesem zagen dan werden ze blij. Dan wisten ze dat het niet lang meer zou duren of ze zouden vrouw en kinderen weer zien. Lawrences verhaal maakte extra indruk omdat we wisten dat hij door zijn contract met het wildreservaat ook slechts twee keer per jaar zijn gezin kon bezoeken. Ook voor hem was de huilboom een teken van hoop.

We zouden onze huilboom de bijbel kunnen noemen. Letten wij op de tekenen des tijds om onze Heer te verwelkomen en ontmoeten.

(Uit het boek “Bidden” van Philip Yancey)