Neem de Zoon!

Een welvarende man en zijn zoon verzamelden zeldzame kunst als hobby. Ze hadden van alles in hun collectie, van Picasso tot Raphael. Regelmatig stonden ze samen deze grote kunstwerken te bewonderen. Toen het conflict in Vietnam uitbrak werd de zoon opgeroepen en naar het oorlogsgebied gestuurd. De zoon was een moedig soldaat en stierf in de strijd terwijl hij het leven redde van een ander soldaat. De vader kreeg het bericht en rouwde hevig om het verlies van zijn enige zoon.

Ongeveer een maand later, vlak voor kerst, werd er bij de vader op de deur geklopt. Een jonge man stond aan de deur met een groot pakket in zijn handen. “Meneer,” zei hij, “u kent mij niet. Uw zoon is gestorven terwijl hij mijn leven redde. Hij heeft meerdere levens gered die dag en terwijl hij mij droeg werd hij dodelijk in het hart getroffen door een kogel. Uw zoon sprak vaak over u en uw liefde voor kunst.” De jonge man overhandigde het pakket. “Ik weet dat het niet veel is en zeker niets vergeleken met de grote kunstwerken die u hebt, maar ik geloof dat uw zoon zou willen dat u dit kreeg.”

De vader opende het pakket. Het was een portret van zijn zoon, geschilderd door de jonge man. Hij keek met bewondering naar de manier waarop de jonge man de persoonlijkheid van zijn zoon had weten vast te leggen in zijn schilderij. Tranen vulde de ogen van de vader terwijl hij de schilderij verder bekeek. Hij dankte de jonge man en bood aan om voor de schilderij te betalen. “Nee, echt niet. Ik kan niet terugbetalen wat uw zoon voor mij heeft gedaan. Dit is een geschenk.”

De vader hing de schilderij boven de schoorsteenmantel. Elke keer als hij bezoek kreeg, toonde hij eerst de schilderij van zijn zoon voordat hij de rest van zijn collecte liet zien. De vader overleed enkele maanden later.

Er zou een grote veiling worden gehouden van alle verzamelde kunstwerken. Er verzamelde zich veel mensen, opgewonden dat zij de kunstwerken konden zien en de mogelijkheid kregen om daar iets van te kopen.

Op het podium stond de schilderij van de zoon. De veilingmeester klopte met zijn hamer. “We starten het bieden met deze schilderij van de zoon. Wie biedt er op deze schilderij?”

Het was stil.

Toen riep iemand van achter uit de zaal: “Wij willen de beroemde werken zien. Sla deze schilderij over.” De veilingmeester bleef volhouden. “Wie gaat er bieden op deze schilderij? Wie start het bieden? € 100, € 200?”

Een andere stem riep boos: “Wij zijn niet gekomen voor dit schilderij. We zijn gekomen om de Van Goghs en de Rembrandts te zien. Schiet nou eens op en kom met het echte werk!” De veilingmeester ging door: “De zoon! De zoon! Wie neemt de zoon?”

Uiteindelijk kwam er een stem van achter uit de zaal. Het was de tuinman die al jaren voor het gezin had gewerkt. “Ik bied € 10 voor de schilderij.” Als arme man was dit alles wat hij zich kon veroorloven.

“We hebben een bod van € 10, wie biedt € 20?” “Geef het aan hem. Wij willen de meesters zien!” “Ik heb een bod van € 10, wil iemand meer bieden?” Het publiek begon boos te worden. Zij wilden geen schilderij van de zoon. Zij wilden waardevolle investeringen voor hun collecties.

De veilingmeester klopte met zijn hamer “Eenmaal, andermaal, VERKOCHT voor € 10!”

Een man op de tweede rij riep: “Kunnen we nu doorgaan met de meesterwerken?”

De veilingmeester legde zijn hamer neer en kondigde aan: “De veiling is nu afgelopen.”

“En de schilderijen dan?”

“Het spijt me. Toen ik de taak had aangenomen om deze veiling te leiden, ben ik op de hoogte gesteld van een bijzondere bepaling in het testament dat tot op een specifiek moment geheim moest blijven. Dat moment is nu bereikt. Alleen de schilderij van de zoon zou worden geveild. De persoon die de schilderij kocht zou automatisch alles erven, inclusief de schilderijen van de grote meesters. De persoon die de zoon nam krijgt alles!”

2000 jaar geleden gaf God Zijn zoon om aan het kruis te sterven. Zoals de veilingmeester is Zijn boodschap vandaag: “De zoon! De zoon! Wie neemt de zoon?” Want, ziet u, wie de Zoon neemt, krijgt alles.

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

Aside

Bijbelse vrouwen: Rachab

Jozua 2

In Jericho woonde een vrouw in een huis dat gebouwd was op de stadsmuren. Zij was iemand van slechte zeden. Haar naam was Rachab. Toen de Israëlieten het land binnenkwamen onder leiding van Jozua, werd ze geconfronteerd met twee spionnen die het land kwamen verkennen. De inwoners van het land leefden onder angst voor deze Israëlieten. Hun reputatie was hen voorgegaan. Die twee spionnen kwamen in haar huis terecht en op datzelfde ogenblik kwamen twee boden van de koning nazicht doen. Ze had de twee verstopt en nadat de boden weg waren liet ze hen gaan, maar niet zonder een belofte van redding te hebben verkregen. Een rode koord ui het raam was het afgesproken teken waar Rachab en haar familie verbleven. Het geloof en het vertrouwen werd hun redding.

De rode koord is als een verwijzing naar het bloed van Jezus dat ons ook redde. Rachab is één van de voorouders van David en ook opgenomen in het geslachtsregister van Jezus.

Een godsgeschenk

Voor de familie Chamoun, met roots in Turkije en Syrië, is de geboorte van Cindy letterlijk een godsgeschenk. “Het kan geen toeval zijn dat ze net op deze dag geboren is. Ze is een cadeau van Jezus”, vertelt mama Besna Küren amper twee uurtjes na de bevalling. “Om 5u vanmorgen ben ik naar het ziekenhuis gekomen. Ik had bloedverlies en voelde dat het kind zou komen. Tijdens de bevalling voelde ik heel duidelijk dat Jezus bij mij was. Ik heb hem wel duizend maal bedankt. Om 10.40u was het dan zover en werd Cindy geboren.”

“Ons geluk kan niet op. We hadden Cindy pas rond 23 januari verwacht. Ik zit nog vol emoties en waardevol dat we dit mogen meemaken met Kerstmis. Het was al de belangrijkste dag van het jaar voor ons. Wij zijn namelijk evangelische christenen. Dat wil zeggen dat we heel intens de Bijbel bestuderen en dat de Heer een heel belangrijke plaats inneemt in ons dagelijks leven. Om met Kerstmis dan zo’n cadeau van God te krijgen, dat is het mooiste wat er bestaat.”

In toeval geloven de kersverse ouders niet. “We zijn zeker dat dit een meisje van God is. We hebben daarom gezegd dat we dit kerstkind zullen schenken aan Jezus. Wat we daarmee bedoelen? Hij zal haar beschermen met zijn genade en zij zal zijn woord verspreiden over de wereld. Ook onze andere twee kinderen betrekken we intens bij ons geloof, maar Cindy staat misschien nog een grotere toekomst te wachten. Zij is niet voor niets op dezelfde dag als Jezus geboren.”

(uit de krant)

Een opmerkelijk verhaal

Het is een uniek verhaal, de boodschap van Jezus van John Bostock (OHL), Eyong Enoh (Standard) en Paul-José Mpoku (Chievo Verona). Verenigd in Ballers In God en vanavond samen rond de kerstdis geven de drie topvoetballers openhartig een inkijk in hun wereld van uitzonderlijke geloofsovertuiging. “Op de spelersbus zaten de andere spelers pornofilmpjes te kijken. Ik las de Bijbel.”

John Bostock: “Ik zie ze ook, de voetballers die het veld niet betreden zonder een kruisteken te maken en dan hun goals opzichtig vieren met hun vingers in de lucht: Thank you God! Iederéén doet het. En tien minuten later zitten ze in de nachtclub. Ik sprak ook al met een speler met een heel grote tatoeage van Jezus. He died for me but I live for him. Maar dat doe je niet, zei ik hem, leven voor Hem. Het ziet er toch goed uit, zei hij. No problem…” Bostock vergeeft. Als een échte gelovige.

De Engelse jeugdinternational, 23 jaar en voetballend bij OHL, was op zijn zestiende de jongste debutant ooit bij Tottenham, dé Engelse wonderboy. Maar dit is hier en nu niet belangrijk. Het gaat om Jezus.

Het begon zeven jaar geleden, met de zus van Bostock. “Thuis gingen we nooit naar de kerk. Maar ik geloofde altijd dat er iets was. Iets verhevens. Maar ik vond niet wat. Tot ik plots mijn zus, lang fout bezig, compleet zag veranderen. Amazing! Tia, what happened?Jesus!, zei ze. Ik zei: What?! Ze zei: Kom zondag ook eens naar de kerk. En toen hoorde ik die gospels, die de boodschap brengen. Ik was overdonderd. Die dag besloot ik Jezus te volgen.”

Paul-José Mpoku (23) voetbalde toen ook bij de jeugd van Tottenham, ze werden hechte vrienden. “Het is zelfs dankzij Polo dat ik in België terechtkwam”, stelt Bostock. En God verbond hen.

Mpoku: “John inspireerde mij. Ik werd zoals zoveel Afrikanen katholiek opgevoed. Met God. Maar leven voor God is nog iets anders.”

Bij zijn terugkeer naar Standard leerde de Mpoku Eyong Enoh (28), vorig jaar overgekomen van Ajax Amsterdam, kennen. De middenvelder was al van in 2001 diep gelovig. Via Mpoku leerde Enoh Bostock kennen. Hun geloof verenigde de drie topvoetballers en een half jaar geleden kreeg het vorm in BIG. Ballers In God. Die “In” is belangrijk.

Bostock: “Het is meer dan geloven, we leven voor Hem. BIG is geen echte organisatie, we hebben geen bestuurders of zo, alleen een Whatsapp-groepje waarin we met elkaar chatten en elkaar steunen in leuke en minder leuke momenten. Het is meer een beweging van diepchristelijke voetballers. Het christendom is niet alleen traditie, regels of Kerstmis. Het is eigenlijk geen religie, het is een relatie die je opbouwt. Met Jezus, zoals je getrouwd bent met je vrouw. Uit liefde, niet omwille van een contract. We zijn intussen met zes, behalve wij ook nog in Engeland Benik Afobe, de spits van Wolverhampton en vorig seizoen topschutter van alle Engelse divisies, en de Belg Franck Moussa van Charlton (geboren in Brussel, nvdr.). En dan nog Jeffrey Sampong, ex-NAC Breda en nu bij Phoenix in Australië. En Odion Ighalo (Watford, 4de in topschuttersstand Premier League, nvdr.) overweegt ook al om zich bij ons aan te sluiten.”

Verlokkingen

Ze bidden dagelijks, lezen de Bijbel, gaan zo vaak mogelijk op kerkbezoek. Een leven dat ver staat van de agressie op de voetbalvelden en van het zondige wereldje daarrond.

Bostock, glimlachend: “Women! Nightclubs! Casinos! X-rated films! Ik was pas 17 en op de bus wilden mijn ploegmaats mij per se de pornofilmpjes op hun laptop tonen. Terwijl ik de Bijbel aan het lezen was. (schatert) Ik zei: Neeeneen… wil ik niet zien! Jezus leerde ons dat all that stuff je niet gelukkig maakt. Ik was 17… yeah! En ook nu zijn de verlokkingen soms groot. In de kleedkamer wordt wel eens gelachen met mijn levensstijl, maar soms volgt ook wel respect. Enkelen bekeerden zich zelfs.”

Bostock: “Vroeger bad ik wel: Please God, ik wil scoren vandaag. Tot ik bedacht: als de tegenstander ook christen is, bidt die: Please, geen goals tegen… Zo werkt het dus niet. (schatert) Maar we beseffen wel: hoeveel goals je maakt, hoeveel handtekeningen je geeft, dat telt allemaal niet. Het belangrijkste is de boodschap van Jezus.”

Uit de krant van 24 december 2015

Een kerstverhaal

Het was laat op de avond. De zon was al lang ondergegaan. Langs een stil, donker pad, in de richting van Bethlehem, liep een oude man. ’t Was meer sloffen wat hij deed, al steunend op z’n oude herdersstaf. Hij mompelde soms wat in zichzelf.
Ja, dacht hij. In stille armoede werd Hij geboren.
Daar kon hij immers over mee praten. Als de dag van gisteren herinnerde hij zich alles nog, dat mooie, dat fijne, terwijl niemand er meer op rekende.

Het was toen nacht, het was donker in de wereld. Er was geen hoop, geen toekomst en geen licht. Juist toen ontfermde God Zich over mensen. Want zie, er is een kind op aard geboren.
Even komt er een glimlach over de lippen van de oude herder. Hij ziet het nog liggen in de kribbe, dat kindje Jezus.
Iedere keer werden ze weer lastig gevallen door de Romeinse soldaten. Bijna iedereen moest vluchten. En de andere herders had hij nooit meer teruggezien.

Jezus wel! Maar wat was er niet van Hem geworden? ’t Had alles alleen maar verergerd, want, o wee… als je je bij Jezus aansloot… O, zelf had hij wel tussen de menigte gestaan en met die wonderbare spijziging had hij ook meegegeten van het brood. Dat was maar één van de vele wonderen die Jezus gedaan had.

Ja, mompelde hij. Ik volgde Hem ook, maar dan op afstand.
’t Was toch ook zijn Jezus! En nu… verleden tijd is het…

Kijk, daar is de stal.
Nog één keer wilde hij terug naar die stal. Hoelang geleden was het, dat hij daar naar binnen ging? Misschien wel 33 jaar geleden. Hij opende de deur en liep naar binnen. Alles was zo gammel. ’t Was er ook zo koud. Ach, kijk… de kribbe… hij staat er nog.
Hij voelde tranen naar boven komen.
Dan weer balde hij z’n vuisten.
Die soldaten, ze hebben Hem gekruisigd.
Alles was nu afgelopen. Maar telkens gingen zijn gedachten in de richting van… Jezus’ dood… Hij was nog stilletjes naar het graf gelopen, heel voorzichtig, niemand mocht hem daar zien, want o… al die soldaten…

Verdrietig was de herder toen weggegaan. Jezus, Hij was dood en hij miste Hem zo… Hij had Jezus nodig. En nu zat hij hier, de kribbe was leeg, het graf was leeg en zijn hart was leeg… Eenzaam en alleen voelde hij zich. Zijn lichaam was erg verzwakt. Hij wist dat zijn leven spoedig voorbij zou zijn. Nog één keer zou hij Jezus graag willen zien.

Hij knielde neer. De tranen liepen over zijn wangen en druppelden in de kribbe. Hij riep tot God: “Here God, het leven was zo mooi met het kind Jezus, Uw Zoon… Ik wil zo graag…”
Ineens was hij niet meer alleen in de stal. Droomde hij nu? Of, nee… wacht eens, hoorde hij daar niet een bekende stem? Was dat niet de stem van Jezus? Oh, kijk, daar stond Hij en Hij sprak tegen hem. De herder was eerst sprakeloos.
Toen riep hij: “Jezus, mijn Jezus. Geef mij nog eenmaal kracht, een krachtige stem, zodat ik van U en over U mag zingen, want nu heb ik alles begrepen! O, dat ze het in Bethlehem en in Jeruzalem mogen horen, dat U leeft. Heel de wereld moet het weten!”
En hij zong…

Ze hebben het gehoord, de soldaten… In de verte hoorde hij de paarden van de soldaten… Op weg naar de stal van Bethlehem.

Maar de oude herder was niet meer, hij was heengegaan tot zijn Vader, zijn God, het ‘Eeuwige Licht’.

Zo zou de geschiedenis van één van de herders geweest kunnen zijn. Knielend bij de kribbe, Jezus volgend… Teleurstellingen, een leeg graf en een leeg hart.

Dan is Jezus er opnieuw met Zijn Licht.
Hij geeft warmte en rust.

(André Anné)

Worden als een kind…

Een wachtzaal van een druk station in een grote Vlaamse stad. Dé stad, zouden de inwoners zeggen. Het is in de vroege avond en het duurt nog een kwartiertje voordat de trein komt. De deur gaat open en een moeder duwt een buggy de ruimte binnen. Terwijl mama zich zet, kruipt het jongetje uit zijn vervoermiddel waar hij eigenlijk al veel te groot voor is. Een vriendelijke reizigster spreekt hem aan. ‘Hij zegt nooit iets tegen vreemden’, oppert de moeder nog, maar de feiten spreken haar tegen. Het manneke blijkt een spraakwaterval en even later wordt een mooie speelgoedcamion ergens onder uit de buggy gehaald. Een stevige duw en het felgekleurde stuk speelgoed holderdeboldert over de oneffen vloer naar de andere kant van de wachtzaal. Natuurlijk wordt het terug naar afzender gestuurd en binnen de kortste keren stuift het geel-blauw-rode plastiek op wieltjes van de ene kant van de zaal naar de andere. En iedereen doet mee. Een voor een nemen ze deel aan het spel waarin het kleine kind als een stralende ster schittert. De kleine camion botst tegen een valies en rijdt over een vermoeide reizigersteen. Meteen wordt een imaginaire ambulance opgetrommeld, want de fantasie is zeker niet alleen bij het kind te vinden. De kille wachtkamer, waar de mensen enkele minuten geleden alleen maar naar binnen gingen om aan de druilerige regen te ontvluchten is plotseling een oase van warme menselijkheid. Hoe ontwapenend kan een klein kind zijn… Niemand die er zich ook maar iets van aantrekt dat de donkere huidskleur van moeder en zoon een verre origine verraden. De onverdraagzame samenleving die buitenlanders niet graag ziet komen, lijkt hier mijlenver vandaan. De meedogenloze maatschappij waarin iedereen langs elkaar leeft, is hier onbestaande. Volslagen vreemdelingen van elkaar zijn de mensen die hier samen zitten, maar ze gaan allemaal op in hetzelfde spel. Dit jolige jongetje met zijn speelgoedvrachtwagen steelt harten…

Het zijn schitterende momenten wanneer het mooie in de mens plotseling komt bovendrijven. Het zijn de ogenblikken waarop zelfs de grootste pessimist onverbiddelijk het zwijgen wordt opgelegd. Dit kind brengt onbedoeld en onwetend een zonnestraal in een donkere wereld. De stem van de stationsomroepster maakt ongevraagd een abrupt einde aan dit wonderlijke schouwspel. Het is een zeldzaam moment waarop je het eigenlijk erg vindt dat de trein op tijd is. Iedereen staat op en begeeft zich naar het perron. De moeder, het kind en de camion verdwijnen in de trein. In de wachtkamer blijven alleen de herinneringen aan dit wonderlijke tafereel over.

Worden als een kind … is dat nu echt zo moeilijk?

(Don Zeeman)

Kerstvrede in oorlogstijd

Het was tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog. In het Oosten van Duitsland waren de Russische troepen ver doorgedrongen. Kort voor Kerstmis 1944 waren de Duitsers in het westen nog een wanhopig tegen­offensief begonnen: de slag in de Ardennen. Er werd hevig gestreden in de bossen van de noordelijke uitlopers van de Eifel. Een inwoner van Aken, een stad die erg te lijden had onder bombarde­menten, had zijn vrouw en zijn twaalfjarige zoon ondergebracht in een jachthut midden in de bossen. Het was de avond voor Kerstmis. De vrouw en de jongen za­ten samen stil in de hut bij het licht van een paar kaarsen. Hoe anders was deze avond dan Kerstmis in vroegere jaren! Plotseling werd er op de deur geklopt. Met bevend hart deed de vrouw open. Daar stonden drie Ameri­kaanse soldaten die van hun troepen­onderdeel waren afge­sneden. Eén van hen was gewond en bloedde hevig. De mannen waren gewapend en hadden zich ook zo naar binnen kunnen dringen. Maar ze bleven stil staan, bewogen zich niet en smeek­ten met hun ogen. Een gesprek was moeilijk, want moeder en zoon verstonden geen Engels. In gebroken Frans konden ze samen spreken. Frau Müller wenkte de drie mannen binnen te komen. Ze wist dat dat gevaarlijk was. De Amerikanen waren immers vijanden. Maar Frau Müller was een christin en in haar hart was de liefde van Christus. De gewonde soldaat werd op het bed van de jongen gelegd en verzorgd. Hans, de jongen, wreef met sneeuw de blauw bevro­ren voeten van de man­nen. Drie dagen lang hadden ze al rond­gedwaald in de bossen op zoek naar de Amerikanen en op hun hoede voor de Duitsers. Al gauw be­schouwde de moederlijke Duitse vrouw de vreemden als grote jongens, die wat hun leeftijd betreft haar eigen zonen hadden kunnen zijn. Ze had nog een vette haan, die ze eigenlijk tot Nieuwjaar had wil­len bewaren in de hoop dat haar man dan met een kort verlof thuis zou zijn. Nu werd de haan geslacht en vrijwillig voor de vijan­den opge­of­ferd. Al gauw hing er een heerlijke lucht van gebraden haan in de kamer.

Opeens werd er weer op de deur geklopt. In de verwachting nog meer verdwaalde Amerikanen te zien, deed de twaalfjarige Hans zonder aar­zelen de deur van de hut open. Buiten stonden vier mannen in uni­form: Duitsers!

Moeder en zoon stonden eerst verstijfd van schrik. Er was immers de harde wet: wie vijandelijke soldaten herbergt, pleegt landverraad. Ze kon­den allemaal wel doodgeschoten worden. Maar de moeder herstelde zich snel. Haar gezicht was bleek, maar haar stem was rustig toen ze zei: ‘Geze­gend Kerstmis!’ De soldaten beantwoordden de groet. Ze legden uit dat ze de weg naar hun legereenheid verloren hadden en vroegen beleefd of ze in de hut mochten overnachten.

‘Natuurlijk mag dat,’ zei de vrouw, ‘kom maar binnen. U kunt zo dade­lijk aanzitten aan onze kerstmaaltijd, waarbij nóg drie onverwachte gasten zijn. Maar u moet hen wel zonder meer als vrienden beschouwen.’ De leider van de Duitsers was een onderofficier. Hij vroeg bars: ‘Hebt u Amerikanen in huis?’ De moeder keek hem recht in de ogen en zei: ‘Het is kerstnacht en hier wordt niet geschoten! Jullie zouden mijn zonen kun­nen zijn en die daarbinnen ook. Eén van hen is gewond en vecht voor zijn leven. Zijn beide kameraden zijn hongerig en, net als jullie, doodmoe. In deze kerstnacht denken we niet aan doden!’ De onder­officier staarde haar aan. Enkele eindeloze seconden heerste er zwijgen. Toen, na een hernieuwd liefdevol verzoek van de vrouw, leg­den de vier soldaten hun wapens op de kist met houtblokken in de gang. Ook de ‘vijanden’ lever­den hun wapens in. Verlegen stonden de Duitsers en de Amerikanen schouder aan schouder in de kleine kamer. Nu was de moederlijke vrouw in haar element. Ze vonden allemaal een zitplaats: de twee Duitsers en de twee Amerikanen op haar grote bed. Moeder Müller keek in haar provisie­kast en haalde alles tevoorschijn wat ze kon missen. Al gauw was het kerstmaal klaar. Eén van de Duitse soldaten had nog een roggebrood bij zich dat moeder Müller sneed. Toen ze allemaal om de tafel zaten bij het schijnsel van de kaarsen, sprak moeder Müller het gewone tafelgebed uit: ‘Kom, Here Jezus, wees onze Gast…’

Daarbij schoten haar de tranen in de ogen. Ook de oorlogsmoede solda­ten uit de twee elkaar vijandige kampen waren ontroerd. Ze waren weer jongens, allemaal ver van huis. Het was of ze bij hun moeder aan tafel zaten op deze kerstavond. Het was dan ook heel vanzelfsprekend dat één van de Duitsers, een student in de medicijnen, zich over de wonden van de Amerikaanse soldaat boog voor een onderzoek. Allen waren opgelucht toen hij in vloeiend Engels constateerde: ‘De wond is gelukkig niet door de kou geïnfecteerd. De man heeft alleen veel bloed verloren. Hij heeft nu rust nodig en versterkend voedsel.’ Het was tegen middernacht toen de ‘vredesmaaltijd’ beëindigd was. Moeder Müller nam haar gasten, behalve de rustig slapende gewonde Harry, nog even mee naar de open deur. Ze keken in de heldere winternacht op naar de sterrenhemel. ‘Kijk,’ wees de vrouw, ‘is het niet net de kerstster?’ Prach­tig straalde de Sirius, de helder­ste ster aan de hemel, neer op het won­der­lijke kleine gezelschap daar beneden. De oorlog leek opeens heel ver en bijna vergeten. De privé wapen­stilstand duurde ook voort tot de morgen. De Duitsers en de Ameri­kanen gingen nu gescheiden wegen. Harry kreeg het laatste ei van moeder Müller en een slokje rode wijn. De anderen kregen een bord haver­mout. Van twee stokken en een tafel­kleed werd een draagbaar gemaakt voor de gewonde. De onder­officier wees de Amerikanen op een kaart hoe ze het beste hun troepen­onderdeel konden terugvinden. Vlak voordat ze weggingen gaf de gastvrouw de wapens terug. Ontroerd zei ze: ‘God beware jullie allemaal en moge Hij jullie spoedig in vrede doen terug­keren in jullie familiekring!’ De Duitsers en Amerikanen gaven elkaar een hand en gingen in tegenovergestelde richting weg. Toen moeder en zoon weer samen in de hut waren, haalde moeder de oude familiebijbel tevoor­schijn. De jongen zag hoe ze de Bijbel opsloeg bij de kerst­geschie­denis. In de afgelopen nacht was er een stukje werkelijkheid geworden van het woord dat de engel gesproken had: vrede op aarde!

Ook bij een ander vers bleef de vinger van de lezende vrouw rusten: ‘En zij trokken langs een andere weg naar hun land terug.’ Dat wordt gezegd van de wijzen uit het Oosten, die uit verre landen gekomen waren om het kindje Jezus te huldigen.

Zou er misschien ook een andere, een nieuwe weg zijn die de Amerikaanse en Duitse soldaten gingen, nadat zij deze bijzondere gebeurtenis met elkaar beleefd hadden?

Papa’s dag

Haar haren waren opgebonden in een paardenstaart. Haar lievelingskleed toegebonden met een strik. Vandaag was het papa’s dag op school en ze popelde om te gaan. Haar mama probeerde haar te zeggen dat ze waarschijnlijk beter thuis kon blijven. Misschien zouden de kinderen het niet begrijpen, als ze alleen naar school ging. Maar ze was niet bang, ze wist precies wat ze zeggen zou. Wat ze haar klasgenoten vertellen zou over het waarom hij er vandaag niet was. Haar mama was nog steeds ongerust, omdat ze daar alleen zou staan. Ze deed nog een poging om haar dochter te overhalen thuis te blijven. Maar het kleine meisje ging naar school, verlangend om hen allen te vertellen over een papa die ze nooit zag, een papa die nooit belde.

Tegen de achtermuur stonden de papa’s. Iedereen kon met hen kennismaken. Kinderen draaiden heen en weer op hun stoel. Eén voor één riep de lerares ze naar voor om hun papa voor te stellen. Eindelijk was het ook aan haar. Ieder kind staarde haar aan en zocht naar een man die er niet was. “Waar is uw papa nu?” hoorde ze een jongen roepen. “Ze heeft er waarschijnlijk geen,” durfde een andere leerling reageren. En ergens van achteren hoorde ze een papa zeggen: “Waarschijnlijk weer een nietsnut van een vader die het te druk heeft om zijn dag te verkwisten.” Ze glimlachte naar haar mama, de woorden raakten haar niet.

De lerares zei haar door te gaan. Met de handen op de rug begon ze langzaam te spreken. Uit de mond van een kind kwamen ongelofelijke woorden: “Mijn papa kon niet hier zijn, omdat hij ver weg woont. Ik weet dat hij verlangt om erbij te zijn, daar is het een speciale dag voor. En alhoewel je hem niet kan ontmoeten wil ik je alles over hem vertellen. Hoeveel hij van mij houdt en hoe hij ervan hield om verhalen te vertellen, mij te leren fietsen, hoe een vlieger op te laten. We deelden vruchtenijs bestrooid met snoepjes. En alhoewel je hem niet kunt zien, sta ik hier niet alleen. Hij is altijd bij mij, ook al zijn we apart. Ik weet het want hij heeft het mij gezegd, hij is voor altijd in mijn hart.” Ze hield haar handen omhoog en legde er een over haar hart. Ergens tussen de andere papa’s stond haar mama met betraande ogen, trots kijkend naar haar dochter. Zij was zo verstandig voor haar leeftijd. Want zij stond op voor de liefde van een man uit haar leven. Die deed wat best voor haar was. Toen ze haar hand weer liet vallen eindigde ze met een stem zo zacht, maar een boodschap luid en duidelijk. “Ik hou heel veel van mijn papa, hij is een blinkende ster en als hij kon zou hij hier zijn, maar de hemel is juist te ver. Zie, hij was brandweerman en hij stierf afgelopen jaar. Toen de vliegtuigen in de Towers vlogen. Soms als ik mijn ogen sluit is het alsof hij nooit wegging.” Toen sloot ze haar ogen en tot moeders grote verbazing zag ze met verwondering een kamer vol papa’s en kinderen die hun ogen dicht deden. Wie weet wat ze voor zich zagen, wie weet wat ze van binnen voelden. Misschien voor amper één seconde zagen ze hem aan haar zijde. “Ik weet dat je bij mij bent papa,” riep ze in stilte. Wat er toen gebeurde maakte gelovigen van diegenen die eens twijfelden. Niemand in de kamer kon het verklaren want elkeen had zijn ogen gesloten, maar daar op de lessenaar naast haar was een geurige roze roos. En een kind werd gezegend, al was het één moment door de liefde van haar blinkende ster. En werd de gift van geloof gegeven dat de hemel nooit te ver is.

Onderzoek je twijfels met net zoveel ijver als je geloof.