Mijn heil!

Geprezen zij mijn Rots, en verhoogd zij de God van mijn heil.
Psalmen 18:47

David zong dit lied, omdat de Here hem verlossing had geschonken. Het eerste loflied in de Bijbel werd aangeheven om God te prijzen toen Hij Zijn volk Israël had bevrijd uit de slavernij van Egypte. Maar David weet ook persoonlijk van verlossing uit de greep van vijanden. Hij prijst de Here die hem gered had van de geweldenaar. De grote geweldenaar is Satan; hij tracht zo veel mogelijk mensen mee te slepen in zijn eigen ondergang.

Wie de zonde doet, is uit de duivel; want de duivel zondigt vanaf het begin. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou.
1 Johannes 3:8

Gelukkig is de Zoon van God gekomen, opdat Hij de werken van de duivel verbreken zou (1 Joh. 3:8). Gelukkig is de mens die uit de boze macht van de geweldenaar is verlost! Dat is realiteit voor ieder die de Here Jezus als zijn Heiland kent. Er hoeft geen angst meer te zijn voor die geweldenaar, want zijn macht is voor altijd verbroken. Elke gelovige mag zich veilig geborgen weten in de God van zijn heil, in Hem die hij  ‘mijn Rots’ mag noemen. Hebt u die heel persoonlijke en vertrouwelijke relatie met de Here?

“Je kunt van de duivel zeggen wat je wilt, maar niet dat hij lui is.”
Maarten Luther

De satan kan het ons best nog heel moeilijk maken. Maarten Luther heeft eens gezegd: ‘Je kunt van de duivel zeggen wat je wilt, maar niet dat hij lui is.’ Hij houdt niet op met listige pogingen om ons te verleiden. Laten we dan de toevlucht nemen tot de Rots. Bij Hem zijn we veilig, want Hij is de grote Overwinnaar van de boze. Jubel het ook vandaag weer uit: ‘Geprezen zij mijn Rots!’

Uit: Verhalen bij de Bijbel

Ik heb U hartelijk lief, HERE, mijn sterkte

Voor de koorleider. Van de knecht des Heren, van David, die tot de Here de woorden van dit lied sprak, ten dage dat de Herehem verlost had uit de greep van al zijn vijanden en uit de hand van Saul.
Hij zeide:
Ik heb U hartelijk lief, Here, mijn sterkte,
o Here, mijn steenrots, mijn vesting en mijn bevrijder,
mijn God, mijn Rots, bij wie ik schuil,
mijn schild, hoorn mijns heils, mijn burcht.
Psalm 18:1-2

Komen we niet onder de indruk van Davids vertrouwen op zijn God? Wat een bijzondere band tussen David en de Here zien we in deze Psalm! We kunnen uit dit gedeelte veel troost en bemoediging putten en er geestelijke lessen in vinden.

Allereerst stellen we ons de vraag: heb ik de Here deze morgen al gedankt voor wat Hij voor mij gedaan heeft? Voor alle zegeningen waarmee Hij ons gezegend heeft, tijdelijke alsook geestelijke? Als we goed gaan tellen, wordt de lijst van zegeningen eindeloos. Laten we dan ook Hem voortdurend danken, prijzen en aanbidden!

Laten we eens doorgaan met wat vragen. Ben ik werkelijk een knecht van de Here, of probeer ik soms Hem of anderen tot mijn knecht te maken? Is er een diep bewustzijn van hulp, van ervaren bevrijding, van vreugde in de Here, van een innige relatie tot Hem die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven?

Letten we op de zeer persoonlijke relatie tussen David en de Here, die tot uiting komt in woorden als ‘mijn sterkte, mijn steenrots, mijn bevrijder’, enz. Hoe komt het dat wij daar praktisch zo weinig van beleven?

Wat ons ook opvalt in deze Psalm is de wijze waarop de Here Zich over David ontfermt en het voor hem opneemt.

In 1 Samuel 22-31 vinden we daarvan treffende bewijzen. We kunnen hierbij denken aan wat de Here Jezus tot Zijn discipelen zei:

“Een ieder, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods.”
Luk.12:8

Met andere woorden: voor hen staat de hulp van de hemel ter beschikking, zoals voor David. Wat een God hebben wij!

(overgenomen uit: Verhalen bij de Bijbel)

Heilig ontzag

Tijden van stilte zijn gelegenheden om aan God te denken en onze relatie met Hem. Mensen die Hem niet kennen, zullen zich in hun gedachten niet met Hem bezighouden. Zij bezitten niet de vrede en rust die ontstaat door het kennen van de levende God. Ze voelen geen behoefte zich voor Hem te buigen.

Nadat hij Gods oordeel heeft uitgesproken over de wrede, zedeloze mensen van zijn dagen, wijst Habakuk op de dwaasheid van het aanbidden van afgoden. Daarna zegt hij:

Maar de Here is in Zijn heilige tempel.
Zwijg voor Hem, gij ganse aarde!

Habakuk 2:20

Het is alsof hij zegt: wees stil zodat God tot u kan spreken.

Christenen kunnen ook genieten van tijden van stilte. Helaas hebben we de neiging met onze gedachten af te dwalen. Als ik bijvoorbeeld in mijn auto rijd, luister ik soms afwezig naar mijn radio, in plaats van me bezig te houden met Gods grootheid. Enkele van mijn meest verrijkende geestelijke ervaringen kwamen in tijden van stilte.

Ik herinner me hoe ik Gods tegenwoordigheid voelde toen ik eens op een koude, stille morgen buiten kwam. God had in de nacht met ongeziene vingers het landschap bedekt met zilveren rijm. Ja, God is in Zijn heilige tempel. Wees stil voor Hem in heilig ontzag.

De kracht van het kleine

De bijbel staat vol met verhalen van kleine mensen die grote dingen deden. Dit zowel in figuurlijke als letterlijke zin.
Heel bekend is het verhaal van David en Goliat.
Het verhaal van Ruth en Ester is eveneens bekend.
Een ander verhaal gaat over Josia. Hij groeit op in een tijd met weinig normen en waarden. Ieder doet waar hij of zij zin in heeft.

Op het moment dat hij koning wordt, is Josia pas acht jaar oud, niet echt een leeftijd die past bij zulke grote verantwoordelijkheid. Josia besluit om naar God te luisteren en de God van David te zoeken. Op z’n twintigste besluit hij om Judea en Jeruzalem te reinigen van de afgodsbeelden (2 Kronieken 34). Deze altaren worden vernietigd en verbrijzeld. Josia herstelt de tempel en priesterdienst.

Josia leeft in een tijd die wij “postchristelijk” zouden noemen. Zo’n tijd zoals het nu is. Een tijd waarin mensen erop los leven. Voor het gros van de mensen zijn de kerken nog zichtbare herinneringen aan de christelijke cultuur. Het woord van God wordt als achterhaald beschouwd. Je wordt als achterlijk beschouwd als je daar nog in gelooft.

Toch zijn er mensen die op de bres gaan staan, in gebed en getuigen van Gods liefde en Hem centraal stellen in hun leven. Zij zetten zich af van al die “altaren en beelden”. Zij weten zich een minderheid maar hebben een grote God aan hun kant en daar vertrouwen zij op.

Wij zijn even onbeduidend als Josia. Maar hij zocht en vond God en die stelde hem in staat dingen te doen en het verschil te maken in die maatschappij.

Laten we hem als voorbeeld nemen en onze hoofden opheffen in de wetenschap dat God aan onze zijde staat en wij zo dingen kunnen verwezenlijken die boven onze eigen kracht liggen. God is nog altijd dezelfde en we mogen onze hulp van Hem verwachten.

Laten we bidden opdat de Heilige Geest ons vervulle met bovennatuurlijke kracht om Jezus te blijven volgen.

Martha en Maria

Stel je maar eens voor dat Martha bij Jezus was komen zitten om net als Maria mee te luisteren. Men had dan beslist beide zussen scheef bekeken voor zo’n gebrek aan gastvrijheid. Zou het voor iemand die je komt opzoeken niet veel belangrijker zijn een luisterend oor te vinden, liever dan een overvloed aan versnaperingen?

Hoe kon Jezus het goedvinden dat Maria alle werk aan haar zus overliet? Moest er dan niet gehandeld worden of alleen maar geluisterd, gebeden en gemediteerd? Verschuilt Martha zich achter haar ‘plichten’ om niet actief naar Jezus’ boodschap te gaan luisteren?

In onze huidige samenleving zijn we allemaal geneigd vooral doe-mensen te zijn. Maar voelen we aan dat we onszelf soms voorbijlopen en dat we ons moe, uitgeblust en leeg voelen.

Horen we de roep om onthaasting niet alsmaar luider klinken?

En er steekt in dit verhaal nog meer! We zien hoe Jezus Maria prijst omdat ze actief deelneemt aan een diepgaand gesprek over dingen die God aanbelangen. Dat was in Jezus’ tijd absoluut ongehoord. Vrouwen hadden een zuiver dienende rol en moesten zich vooral niet met hogere, meer spirituele dingen bezig houden. Jezus doorbreekt ook hier weer een groot taboe door nog eens duidelijk aan te tonen dat vrouwen absoluut gelijkwaardig zijn aan mannen, op alle vlakken. Die stellingname stond zodanig haaks op de opvattingen van zijn tijd, dat ook de apostelen en hun opvolgers het er moeilijk mee hadden en soms nog hebben. En in hoeverre hebben wij, vooral de mannen, het daar misschien ook nog wat moeilijk mee?

Lucas durfde het wel in zijn evangelie te schrijven.
Maar wat doen wij daar nu allemaal mee, in ons eigen leven?

Heel dit verhaal is een oproep om evenwichtige aandacht zowel voor God als voor de medemens, voor de actie als voor de bezinning, voor de inbreng van mannelijke als vrouwelijke benadering van het leven.

Pasklare recepten kan ik niet geven. Want wij zijn allemaal verschillend, zowel in aanleg als in levensomstandigheden. Er wordt hier van ieder van ons een creatieve inspanning gevraagd.

Zie… Ik sta aan de deur en Ik klop

Zeker tien mannen, marconisten, zitten in de wachtkamer van de telegraafmaatschappij. Ze komen solliciteren op een advertentie. Tussen negen en twaalf uur ´s morgens moeten ze zich melden op het kantoor van de maatschappij. Zo zitten ze te wachten, terwijl ze een praatje maken. De een vertelt, waar hij momenteel werkt; een ander maakt duidelijk, wat hij van de nieuwe baan verwacht. En iedereen pocht dat hij zo´n goede radiotelegrafist is.

Als ze ruim anderhalf uur hebben gewacht en  zonder dat iemand van hen is binnen geroepen, beginnen ze te mopperen: ‘Een mooie boel hier: word je om negen uur uitgenodigd en ondertussen loopt het al tegen elven en er is niemand die naar ons omziet. Als het er hier zó aan toe gaat, wordt het voddenwerk…’

Zo zitten ze te praten en te mopperen. Om elf uur komt er nog een verlate sollicitant binnen. Hij wordt met hoongelach ontvangen: ‘U zit hier vanavond om zeven uur nog, hoor!’

De man gaat rustig zitten; maar na enkele ogenblikken staat hij op en gaat zonder kloppen de directiekamer binnen. Iedereen kijkt verbaasd. Na korte tijd komt hij met een stralend gezicht naar buiten en zegt: ‘Mijne heren, u kunt wel naar huis gaan, want ik ben aangenomen.’

Geërgerd en verbaasd vragen de anderen hoe dat nu toch mogelijk is. ‘Wel, mijne heren, de zaak is heel eenvoudig: zodra ik binnen kwam, hoorde ik door de luidspreker in de hoek van deze wachtkamer heel zachtjes in morsetekens: Indien u dit sein hebt vernomen, mag u binnen komen en wordt u aangenomen. Dit bericht werd al vanaf negen uur vanmorgen over de luidspreker uitgezonden. Hebben jullie dat dan niet gehoord?’

Geen van de mannen had aandachtig geluisterd. leder was teveel vervuld geweest van zichzelf, om naar de boodschap te kunnen luisteren. En daarom ging de betrekking aan hen voorbij.

Zo gaat het ook met het kloppen van de Heere Jezus aan de deur van je hart. Misschien zeg ook jij: ‘Ik heb de Heere Jezus nog nooit horen kloppen!’ Als je niet aandachtig luistert, hoor je Hem niet. Als je te druk met jezelf, je carrière, je hobby’s, enzovoorts bezig bent, hoor je Hem niet.

Misschien wil je Hem ook liever niet horen; want je moet dan wet al het andere loslaten; ja, je moet dan jezelf loslaten.

“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem avondmaal houden; en hij met Mij.”
Openbaring 3:20

Psalm 17

Als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God.
1 Joh. 3:21

David is aan het bidden. Zo’n gebed als in vs.2 en 3 kost je jezélf: ‘Spreek Uw oordeel over mij uit, toetst U mijn hart,’ zegt David tot God. Dat spreekt van verootmoediging, van een zich uitleveren aan Hem, die de heilige God is. Durven wij ons in Gods licht stellen? David wel, omdat hij wist dat diezelfde God ook goedertieren is en de zonde vergeeft. Willen we ons in Zijn licht stellen? Krijgt onze Here toegang in alle hoekjes (ook de donkere) van ons leven? Willen we eerlijk, oprecht en open zijn voor Hem?

Onze Meester vraagt alles. ‘Geeft Mij uw hart,’ zegt Hij in Spr. 23:26. Elke gedachte gevangennemen tot de gehoorzaamheid van Christus (2 Kor 10:5): in zorgen en zaken, moreel en financieel, in willen en werken. Let wel: Hij wil opruimen. Want alles in ons wat tegen Hem is, wat zonde is, staat Hem in de weg om te zegenen. Hij wil ons geestelijk laten groeien, ons rijk maken in Hem, ons gebruiken in Zijn dienst. Hij wil ‘gemeenschap’ met ons! En dat betekent: Hem toestaan door de Heilige Geest en door het Woord (vs.4,5) ons te reinigen, misschien heel rigoureus. ‘Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven’ (1 Joh. 1:9). God haalt dan een streep door de rekening. En alle zonden zijn weg en vergeten.

En dan? Wachten tot het weer misgaat in ons hart?

Zuchtend en moedeloos? Nee, gelukkig niet. De Here gaat verder met ons waar Hij gebleven was op onze geestelijke weg. In vs.3 zegt de dichter vrijmoedig: ‘Er is niets verkeerds meer.’ Alles ligt onder het kruis van Christus. Zo kan en durft iemand te naderen tot God (Hebr.10:22).

Uit: Verhalen bij de Bijbel

Ziet u mij?

Jezus ging Jericho in en trok door de stad. Er was daar een man die Zacheüs heette, een rijke hoofdtollenaar. Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer hij voorbijkwam. Toen Jezus daar langskwam, keek hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.’ Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’ Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: ‘Kijk, Heer, de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.’ Jezus zei tegen hem: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’
Lucas 19:1-10

De intocht in Jericho moet iets koninklijks hebben gehad. Een voorproefje van de intocht in Jeruzalem. Vele mensen langs de weg, jubelend en juichend en enthousiast om Jezus die voorbij zou komen. Zacheüs wilde uit nieuwsgierigheid die Jezus wel eens zien. Misschien voelde hij zich wel aangesproken door wat Jezus zei en deed. Maar hij voelde zich er niet wel bij om hem onder ogen te komen.

Om toch maar een glimp van Hem op te vangen klom hij in een boom, zodat hij de weg kon overzien. Maar hij had zeker niet verwacht dat hij opgemerkt zou worden! En die Jezus vroeg dan nog of hij bij hem mag komen, in zijn huis!

Overrompeld door zoveel vriendschap haastte hij zich naar beneden en ontving Jezus met vreugde. Van het ene op het andere moment veranderde hij van een afstandelijke toeschouwer in een betrokken medestander. Opeens was zijn rijkdom en macht niet meer het belangrijkste in zijn leven. Door zijn hart open te stellen voor Jezus ging ook zijn wereldse schatkist open en koos hij vor een andere levensstijl.

Op welke Zachëus lijken wij?

Hoever mag Jezus in ons leven doordringen? Tot aan de buitenkant? Of mag Hij gaan tot de diepste kern van ons bestaan?

De eerste stap hebben we hopelijk gezet door onze bekering. Maar durven wij ons ook losmaken van bezit en macht?

Zacheüs wilde Jezus zien en werd daardoor zelf gezien. De toeschouwers in het verhaal, zelf zij die met Jezus meewandelden, zagen hem niet. Maar Jezus keek omhoog en zag het hart van Zacheüs. Hij zei: “Vandaag wil Ik in je hart komen wonen.”

Het evangelie nodigt ons uit om Jezus telkens opnieuw op te zoeken om de vriendschap te versterken. Om onze talenten, maar ook onze gebreken, bij Hem te brengen. Hij wil ons vormen naar Zijn beeld en Zichzelf zo aan de wereld te tonen waardoor wij als een spiegel functioneren. Zijn liefde wordt dan zichtbaar in de wereld, door ons heen.

Stil voor God

Het gaat hier om het stil zijn binnenin ons. We hebben het zo druk. We hebben zoveel problemen, dat God eigenlijk niet meer aan het woord kan komen.

Maurer vertelt in zijn boek ‘Getroost ouder worden’ over een dominee die een schaapherder zag. De herder stond stil voor zich uit te staren op de uitgestrekte heide onder de wijde hemel, leunend op zijn staf. De dominee vroeg hem waar hij zoal aan dacht, zo urenlang in de stilte.

Het antwoord was teleurstellend, want de herder vertelde dat hij helemaal niet dacht. Toen de dominee dat niet wilde geloven, zei de herder dat gestudeerde mensen blijkbaar altijd vinden dat zij moeten denken. Dat was dan verder hun zaak, maar hij deed dat niet.

Heeft het: ‘Spreek, Here, uw dienstknecht luistert’ niet teveel plaats gemaakt voor: ‘Hoor, Here, uw dienstknecht spreekt’?

Psalm 15

Here, wie mag verkeren in Uw tent?
Psalm 15:1

Deze vraag wordt door David opgeworpen, en door hemzelf in deze Psalm beantwoord: iemand die onberispelijk wandelt en doet wat recht is, mag daar verkeren. Nog veel meer praktische opmerkingen worden gemaakt over hoe iemand moet leven die omgang met de Here God wil hebben en die wil verkeren in Gods tent. En nu maar kijken in ons eigen leven of we een beetje aan deze normen voldoen? Moeten we onszelf een rapportcijfer geven?

Mogen we voor onszelf een toegangsbewijs uitschrijven voor Gods tent? Stel dat u een voldoende zou halen, blijft dat dan zo, morgen en overmorgen?

Iedereen die zichzelf een beetje kent, weet dat op grond van onze goede daden nooit de toegang verkregen kan worden tot Gods huis. Die toegang is verkrijgbaar door het geloof in de Here Jezus. Elk die wil mag komen met schulderkenning, en geloven in wat God zelf wilde laten doen door zijn Zoon. In Hebreeën 10:19 staat dat wij naderbij mogen komen, omdat er een nieuwe en levende weg is. Die nieuwe weg is door de Here Jezus gebaand. Hij heeft echt onberispelijk gewandeld en van Hem kan, in de volle zin van het woord, worden gezegd dat Hij voldeed aan de normen van Psalm 15. Het wonen bij de Here is dus niet afhankelijk van onze goede daden, maar berust op Gods eigen werk in de Here Jezus. Als wij straks in de hemel zullen zijn, zal niemand van ons kunnen zeggen: ik heb dat verdiend. Neen, allen zullen zeggen: we hebben dit te danken aan het werk op het kruis van Golgotha. Daarom zullen we de Here gaan danken in de toekomst. En vandaag ook al!

Overgenomen uit Verhalen bij de Bijbel